Agenda en uitgaanstips

 

 

 


Lees verder...

Luisteren - Écouter




 

 

 

Infinitief L'infinitif
te luisteren écouter
   
Tegenwoordige tijd Le présent
ik luister j'écoute
jij luistert tu écoutes
hij / zij / het luistert il / elle écoute
wij luisteren nous écoutons
jullie luisteren vous écoutez
zij luisteren ils / elles écoutent
   
Verleden tijd Le passé
Onvoltooid verleden tijd Le passé simple
ik luisterde je écoutais
jij luisterde tu écoutais
hij / zij / het luisterde il / elle écoutait
wij luisterden nous écoutions
jullie luisterden vous écoutiez
zij luisterden ils / elles écoutaient
   
Voltooid tegenwoordige tijd Le passé composé
ik heb geluisterd j'ai écouté
 

 

 

 








Citaat van de dag

"Van dat, waarvan men niet kan spreken, moet men zwijgen.
Sur ce dont on ne peut parler, il faut garder le silence. "
- Ludwig Wittgenstein -
(1889-1951)

Advertenties

Uw link op deze pagina?

Cursussen Frans
Volledige zelfstudie

 

Cursussen Frans
Zelfstudie met begeleiding

NHA
- Levend Frans voor beginners
- Levend Frans voor gevorderden
- Zakelijke correspondentie Frans